Het arbeidsrecht is volop in ontwikkeling. Een aantal wijzigingen door de nieuwe Wet werk en zekerheid (Stb. 2014, 274) zijn al per 1 januari 2015 in werking getreden. De meeste wijzigingen treden echter in werking per 1 juli 2015.
Door Mariëlle Wirken
Transitievergoeding
Eén van die wijzigingen is de regeling van de transitievergoeding. Op grond van deze regeling is de werkgever aan een werknemer onder meer een vergoeding verschuldigd als de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd, op verzoek van de werkgever is ontbonden of na een einde van rechtswege op initiatief van de werkgever niet aansluitend is voortgezet. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen vaste en flexibele werknemers en alle arbeidsovereenkomsten die elkaar in de voorliggende periode met een onderbreking van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd, tellen mee.
Voorheen hielden werkgevers rekening met een onderbreking van drie maanden in het kader van de ketenregeling. Het gevolg hiervan is dat na 1 juli 2015 aan veel werknemers een transitievergoeding moet worden betaald, omdat de hiervoor genoemde tussenpoos van meer dan zes maanden in de voorliggende periode niet steeds in acht is genomen. Het risico bestaat dat daardoor werkgevers hun flexibele werknemers niet meer opnieuw in dienst willen nemen, omdat dan de transitievergoeding na 1 juli 2015 verschuldigd kan zijn.
Maatregelen overheid
Inmiddels worden door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een aantal maatregelen getroffen om onbedoelde effecten van de regeling van de transitievergoeding in de Wet werk en zekerheid voor tijdelijke werknemers tegen te gaan. Lees hier de aanbiedingsbrief van Minister Asscher.
De voorgestelde maatregelen
In de eerste plaats wordt voorgesteld een regeling te treffen op grond waarvan een werkgever (nog) geen transitievergoeding verschuldigd zal zijn als hij de werknemer de garantie heeft geboden dat hij binnen 6 maanden weer bij hem aan de slag kan. Die garantie moet bestaan uit een nieuwe (tijdelijke of vaste) arbeidsovereenkomst die ingaat binnen 6 maanden, te rekenen vanaf het moment waarop een tijdelijke arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt. Het op enig moment niet verschuldigd zijn van een transitievergoeding als gevolg van de geboden garantie betekent echter niet dat de betreffende periode van het dienstverband op een later moment niet meetelt voor het recht op en de hoogte van de transitievergoeding.
Met de hiervoor genoemde maatregel wordt echter niet voorkomen dat het arbeidsverleden, gelegen voor 1 juli 2015, meetelt voor het recht op en de berekening van de hoogte van transitievergoeding zodat het onbedoelde en ongewenste effect van de regeling hiermee niet (geheel) wordt weggenomen. Daarom wordt in de tweede plaats voorgesteld overgangsrecht te treffen. Dit overgangsrecht houdt in dat voor het bepalen van het recht op en de hoogte van de transitievergoeding arbeidsovereenkomsten die voor 1 juli 2012 zijn geëindigd en elkaar met een onderbreking van meer dan drie maanden hebben opgevolgd (of een kortere termijn, als die op grond van de cao gold) niet worden meegeteld.
In de derde en laatste plaats wordt het aangaan van een vaste arbeidsovereenkomst bevorderd. Er wordt voorgesteld dat als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op of na 1 juli 2015 wordt aangegaan, voorafgaande arbeidsovereenkomsten die voor die datum zijn geëindigd (en onderbroken zijn geweest met een periode langer dan drie maanden, of de termijn die op grond van de cao gold) niet worden meegeteld. Hier staat tegenover dat de betreffende werknemer beschikt over een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met bijbehorende zekerheid. De opbouw van de transitievergoeding over die periode wordt dan in feite uitgeruild tegen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met de daarbij behorende ontslagbescherming en opzegtermijn.
Heeft u nog vragen over de huidige ontwikkelingen binnen het arbeidsrecht? Ons Legal Team staat voor u klaar!